Veel organisaties hebben als doel: het verzuimpercentage omlaag krijgen. De gedachte is vaak: “Eerst het verzuim omlaag, daarna richten we ons op preventie.”
Maar dat is precies het probleem.
Want: weten we eigenlijk waar het verzuim vandaan komt? En wat er nog aankomt? In veel gevallen ontbreekt dat inzicht volledig.
Een belangrijk onderdeel van onze onderzoeken is daarom het werkvermogen: de mate waarin een medewerker fysiek en mentaal in staat is om zijn of haar werk goed te doen.
Wat gebeurt er als iemand uitvalt? De collega’s nemen het werk over. De organisatie merkt daar ogenschijnlijk weinig van, want het werk wordt gedaan. Maar ondertussen stijgt de werkdruk en daalt het werkvermogen van de collega’s die het opvangen. Ze houden vol – tot de zieke medewerker terugkomt.
En dan? Dan krijgt diegene meteen zijn oude taken terug, vaak inclusief een opgelopen achterstand. De werkdruk is meteen weer hoog, terwijl de belastbaarheid nog laag is. Of de collega’s die het werk hebben opgevangen, blijven in die verhoogde druk zitten omdat zij zelf achterstanden hebben. Herstel en herstelmomenten blijven uit.
Gevolg: het lijkt alsof het verzuim weer “normaal” is, maar onder de oppervlakte bouwen spanningen zich op. En als daarbovenop iets kleins gebeurt – onvrede over het werk, weinig waardering of iets in de privésituatie – dan valt de volgende medewerker uit. En nog een. Verzuimpercentage 10%+.
Wat doe je dan als organisatie? Weer hetzelfde pad bewandelen? Of kies je voor inzicht, gevolgd door een structureel verbetertraject?
